Ranville en Pegasus

 

“Believe me, Lang, the first 24 hours of the invasion will be decisive … for the Allies, as well as Germany, it will be the longest day.” Dit zei veldmaarschalk Rommel tot zijn vleugeladjudant in april 1944.

In de nacht van 5 op 6 juni 1944 legde een groep mannen de basis voor een succesvol verloop van Operatie Overlord, de invasie in Normandië. Deze mannen behoorden tot de 6th Airborne Division.

Een tijdens de oorlog opgerichte luchtlandingsdivisie die gebruikmaakte van twee types luchtlandingssoldaten: degenen die landen met een parachute en degenen die de grond bereikten met zweefvliegtuigen (gliders). Als je vanaf Bénouville in de richting van Ranville rijdt, kom je vanzelf bij de bruggen over het Caenkanaal en de Ornerivier. De verovering van deze bruggen (intact) was essentieel voor het succes van D-day in deze regio en dit moest zeker gebeuren voor de eigenlijke landing. De job werd toevertrouwd aan Major Howard, een voormalig politieagent uit Oxford, die in 1942 in dienst was getreden bij de Airborne Division. Kort voor middernacht vertrok hij met 180 manschappen in zes Horsa-zweefvliegtuigen die getrokken werden door Halifax-bombardementsvliegtuigen. Zijn manschappen behoorden tot D-comp. van het 2de Ox & Bucks-bataljon. Vier gliders maakten een bijna perfecte landing, nummer 5 landde ongeveer 800 meter van zijn doel en de zesde glider landde 8 km verder bij de rivier Dives en kon geen deel uitmaken van de gevechten bij de Ranvillebruggen. De rest is geschiedenis. Howards manschappen klaarden de klus in minder dan een kwartier ten koste van maar twee gesneuvelden. Later kregen ze steun van de pasgedropte para’s en de legendarische commando’s die op D-day geland waren op Sword Beach: een onvergetelijke scène met in de hoofdrol doedelzakspeler Bill Millin en Lord Lovat. Lovat was brigadiergeneraal en stond aan het hoofd van de commando’s van de 1ste Special Service Brigade.

Vandaag vind je verschillende herdenkingssites in het oorlogsgebied waar de 6de Airborne Division aanwezig was, van gewone, kleine monumenten tot musea. Je kan hiervoor zeker een hele dag uittrekken. Volgens mij kan je best beginnen in Merville-Franceville. Hier zie je de restanten van de “Batterie de Merville”, een kazematten- en bunkercomplex met kanonnen die gericht waren op het gebied rond Sword Beach. Hoe luitenantkolonel Terence Otway en zijn para’s de batterij in de nacht bestormden, kan je hier zien. Eerlijk, dit museum is niet zo’n hoogvlieger. Met een minuscuul plannetje kan je rond de site gaan. Sommige interactieve weergaves durven het ook al eens laten afweten. Elke 20 minuten is er ook een klank- en lichtspel.

Van Merville rij je best nu naar Ranville. Op de CWGC-begraafplaats liggen 2563 soldaten begraven. Juist ernaast is het burgerlijke kerkhof van Ranville. Hier ook enkele CWGC-graven met o.a. het graf van Lt. Den Brotheridge (Ox & Bucks). Hij was de eerste gesneuvelde van D-day toen hij de brug over het Caenkanaal bestormde. Rij nu in de richting van Bénouville. Dra zie je links tussen de twee bruggen het grote Memorial Pegasus. Parkeer hier je wagen, de rest doen we te voet. Het nieuwe Airborne Museum, Memorial Pegasus, werd geopend door prins Charles in 2000. De moderne structuur heeft een dak in de vorm van een glidertoestel. In het museum vind je alles over de verschillende opdrachten van de Airborne Division op D-day. Er is een introductiefilm (ook in het Nederlands) en er zijn honderden historische objecten van de originele doedelzak van Piper Millin tot kledij, gemaakt uit parachutestof door lokale vrouwen. Je krijgt een inzicht in de medische dienst die de paratroepers begeleidden. In het buitendeel van het museum vind je naast een Baileybrug uit 1944, de originele Pegasusbrug, met de aanduiding waar Lt. Brotheridge stierf en de plaats waar de explosieven door de Duitsers geplaatst waren om de brug op te blazen. Ook hier een replica van een Horsa-zweefvliegtuig. Alhoewel er meer dan 2000 gebouwd werden, vind je er bijna niets van terug, vermits ze in Normandië terechtkwamen met troepen en bevoorrading en moesten achtergelaten worden. De houten structuren waren door de landing toch niet meer bruikbaar. Alleen de piloten werden teruggestuurd naar Engeland voor verdere vluchten. Zo gebruikten heel wat Normandische boeren de stukken bij restauratie van hun boerderij. Het museum heeft ook een uitgebreide shopboetiek.

Info: http://www.memorial-pegasus.org/

Aan de overzijde van de straat vind je naast de buste van Major Howard nog een drietal zuilen die de plaats aanduiden waar de dichtste gliders neerkwamen.

Ga over de nieuwe brug, die er kwam toen men het kanaal ging verbreden en daar is het Pegasuscafé of het café van de familie Gondrée (nog steeds de eigenaars). Zij waren denkelijk de eerste Fransen die op D-day in aanraking kwamen met de geallieerden. Het huis werd een medische urgentieplaats; hier overleed Den Brotheridge en de familie Gondrée zorgde voor een speciale herdenkingsplaats bij zijn graf. Het café werd na de oorlog een bijna-pelgrimsoord voor Airborneveteranen. Van de Ox & Bucks zijn er nu geen overlevenden meer.

Wil je nog even van de zee genieten, Ouistreham is maar een tiental minuutjes rijden. Ouistreham Riva–Bella is de mooie naam voor het strandgedeelte. Tijdens de landing werd dit deel bevrijd door Franse commando’s. Een herdenkingsplaat hangt aan de muur van Villa Andry. In 1867 bouwde een zekere Eduard Andry hier reeds zijn buitenverblijf. Op D-day werd het de eerste villa bij de Atlantische Muur die bevrijd werd. Nu is het een hotel in een soort art-decostijl. Het heeft hier en daar wel een laagje verf nodig, maar de sinds twee jaar nieuwe eigenaars zijn er beetje bij beetje mee bezig. Een ding is zeker: het gebouw en de kamers mogen dan een wat oubollig uitzicht hebben, de keuken is subliem.

http://www.villa-andry.fr/

De brug over het Caenkanaal werd vanaf het moment van de verovering door de Britse soldaten omgedoopt in “Pegasus Bridge”, genoemd naar het symbool van de Britse luchtlandingsdivisie. De brug over de Orne werd omgedoopt in “Horsa Bridge”.

 

 

Tekst: A. Charrin – Foto’s: © Peter Minnebo