Erlebnis: wijn, Romeinen en natuur

Saar-Obermosel is een regio in Zuidwest-Duitsland met heel wat diversiteit. Misschien heeft de ligging in een driegrenzengebied (D-F-Lux) er iets mee te maken of zou het door de Romeinen en de wijnbouw komen? De Saar en de Moezel omgrenzen dit groene gebied tot ze elkaar treffen iets ten zuiden van Trier.

“Al ad quintem lapidem”. Bij de vijfde mijlsteen konden in de Romeinse periode soldaten en reizigers, die uit de richting van de Eifel kwamen, de stad Trier al zien met zijn toenmalige pronkstukken. Augusta Treverorum, de Romeinse benaming voor Trier, werd rond 17 AD gesticht als eerbetoon aan Keizer Augustus. Het stratenplan was volledig georiënteerd op de oversteek van de Moezel. De stadsmuur had 5 poorten. Bijna het gehele Romeinse erfgoed is door Unesco in adelstand verheven. Dit patrimonium wordt door Trier op een actieve en fantasierijke manier beheerd. De Porta Nigra is de enige poort die de middeleeuwse sloopactiviteiten heeft overleefd en ook de beste plaats om je wandeltocht door Trier aan te vatten. Trouwens het toerisme-infogebouw van de stad is er juist naast gelegen. Hier vind je alles wat je nodig hebt om deze stad te verkennen. De Porta Nigra stamt uit de 2de eeuw AD en dankt haar naam aan de middeleeuwen toen de verwering van de oorspronkelijke bouwmaterialen haar tol eiste. De Romeinen hebben altijd een poort gekend uit witte zandsteen, afkomstig uit de streek. Trier was belangrijk bij de Romeinen, getuige ook de grote aanwezigheid van de badcultuur, overblijfselen kom je op een drietal plaatsen tegen. De Konstantin–Basilika was de troonzaal van keizer Constantinus uit 310 AD en onderging door de eeuwen heen een constante verbouwing. Trier is ook uniek voor zijn kerken. Het meest in het oog springend is de “dubbelkerk” Dom St. Peter en Liebfrauenkirche. Oorspronkelijk stond hier een Romeins paleis. De grondvorm van de Liebfrauenkirche is ongebruikelijk, namelijk een roos met twaalf bloemblaadjes.

Het hart van de stad is de Hauptmarkt en stamt uit de 10de eeuw. Het is een van de mooiste pleinen van Duitsland. Centraal staat de Petrusfontein uit 1595, een barokke voorstelling van de vier hoofddeugden. Ik deed mijn wandeling door de stad in volle coronatijd. Door restricties was het onmogelijk om sommige musea te bezoeken en beperkte ik me tot een cultuurtocht in openlucht. Onder meer het museum van de Dom en het archeologisch museum staan een volgende keer op het programma. Wat ik nog wel meegraaide, was een tocht met het reuzenrad dat in de zomermaanden op de oever van de Moezel zijn toren draait. Een mooi uitzicht op de stad en zijn stroom en al een eerste glimp op hetgeen de Moezel zo leuk maakt: zijn wijn.

http://www.trier-info.de/

Tussen de Luxemburgse grens en de monding in de Rijn bij Koblenz legt de Moezel ongeveer 250 km af. Het mooie is dat aan beide kanten van de rivier en aan de benedenloop van zijn zijrivieren –Saar en Ruwer- uitgestrekte wijngaarden liggen. De steilste wijnhellingen van Duitsland met een geologie die het onmiskenbare karakter van deze Moezelwijnen beïnvloedt. Leisteen in alle schakeringen zorgt voor het opslaan van de warmte en het minerale karakter van vele wijnen. Minerale, fruitige witte wijnen met bescheiden alcoholgehalte … Ongeveer 61% van de aanplant is Riesling, een druif met onbeperkte mogelijkheden. Ze heeft het vermogen om briljante wijnen in alle denkbare stijlen te produceren, van beendroog tot weelderig zoet. De Saar voelt zich goed met de Moezel en laat zich ermee elegant samenvloeien in Konz. Tussen Konz en het plaatsje Serrig komen we de beste SaarRiesling tegen, met een aroma van citrusfruit, bekend om een bijzonder bewaarpotentieel. Ockfener Bockstein en Ayler Kupp zijn voorbeelden van gronden die topwijnen op de markt brengen. In Ayl vind je verschillende top Rieslingwijndomeinen. Peter Lauer is er een van. Juist naast zijn wijnhuis is er WEINhotel Ayler Kupp, een gezellig familiehotel met 10 kamers en een heerlijke streekgerechtenkeuken. Heel wat kamers van het hotel hebben uitzicht op het Ayler Kupp-wijngebied.

http://www.saarwein-hotel.de/

Volgen we de Obermosel richting Luxemburg dan kruisen de Romeinen weer ons pad. Dit is de streek van een bijzondere druif, de Elbling, maar 6% van de aanplant en toch speciaal. Al sinds 2000 jaar groeit ze hier dankzij de Romeinen. “Albus”, de witte, zo noemden ze de druif. Wijnen van de Elbling zijn tintelfris en ongecompliceerd. Ze passen goed bij visgerechten en zelfs als aperitief. Nittel is het epicentrum van de Elblingteelt. Je kan er terecht op verschillende wijndomeinen waar ook lekkere maaltijden worden bereid. Voorbeelden zijn: Weinstube Apel, http://www.apel-weingut.de/ of Weingut Zilliken, http://www.zilliken.com/. Ben je met de auto, bezoek zeker beide kanten van de Moezel hier, de Luxemburgse en de Duitse, gewoon voor de uitzichten op de wijnvelden. Goed meegenomen is ook de zeer redelijke prijs van de Moezelwijnen. Een reden daarvoor zou zijn dat bijna 70% van de opbrengst in de regio of Duitsland zelf blijft en niet gelinkt wordt aan uitvoer.

Nog beter is het de Moezel te voet te verkennen. Hiervoor moet je bij de Moselsteig zijn. Een allesomvattend, uitdagend en verrassend wandelgeheel van 365 km tussen Perl bij de Luxemburgse grens en Koblenz. Een voordeel is dat deze wandeling zeer mooi in 24 etappes is onderverdeeld. Je gaat door bossen en wijngaarden en je rode draad is de rivier. Moselsteig heeft nog een klein broertje of we houden het liever bij partner, de naam: Moselsteig Seitensprung. Deze 19 verschillende wandelingen hebben nog een extra voordeel, de meeste zijn circulair. Heb je zin om dit begeleid te doen met een cultuur- en wijntoets, dan kan je via de toeristische informatiecentra een “Kultur– und Weinbotschafter” als gastbegeleider aanvragen en dit is zeker de moeite waard. Je mag hen ook Wineambassador noemen en hiermee heb ik al een tipje van de sluier gelicht.

In Saarburg had ik een afspraak met Alexander, een lokale journalist, die ik nog kende van een vorige ontmoeting. Hij nam me graag mee in dit aangename stadje. Naast Trier is het de tweede plaats van belang in heel deze regio en het ligt middenin de bossen en de wijngaarden. Handig is bij een bezoek de stadswandeling Saarburg op te halen bij het informatiecentrum. Ze is er ook in het Nederlands en brengt je bij 18 stopplaatsen. De Saar was de economische levensader voor de stad. In de benedenstad staan vissers- en leerlooiershuizen dicht opeen bij de bocht van de Saar. Aan sommige kleurrijke huizen is nog altijd te zien welk beroep de vroegere bewoners uitoefenden. Naast de initialen van de bouwer ontdek je symbolen als ankers, roeispanen en vissen. De bovenstad heeft dan weer prachtige vakwerkhuizen en barokke bouwwerken. Aan de namen van de marktplaatsen kan je goed het vroegere levendige karakter van de stad zien. De Saarburgers wisten niet alleen met het water van de Saar hun voordelen te doen. In de 13de eeuw werd de tweede rivier, de Leuk, omgeleid met als doel het nodige bluswater te hebben. Bij het verplaatsen legden ze een waterval aan in het centrum van de stad. Tot vandaag raast de waterval vanaf 20 meter hoogte tussen de vakwerkhuizen naar het dal en de Saar. Beneden was er zelfs plaats voor een viertal watermolens die bijna broederlijk naast elkaar staan. Met de energie werd er onder meer graan en olie gemaakt. De Saarburgers noemen met trots hun stadje dan ook Klein-Venetië met vakwerk. Via steile straten en juist iets meer dan 100 treden bereik je de ruïne van de Saarburgburcht, altijd meegenomen voor een panorama. In de benedenstad is een bezoekje aan klokkenbouwer Mabilon nog een leuk extraatje. Alhoewel de laatste klok hier gegoten werd in 2003 kom je in een batterij van werkplaatsen waar het lijkt alsof het personeel even een lunchpauze neemt. Het bedrijf gaat terug naar 1639, het jaar dat de eerste Mabilonklok het licht zag. Nog een bruikbare tip: het is het beste je auto te parkeren bij het station, Bahnhofstrasse, voor 1 euro de hele dag, dan tien minuten te stappen om in het centrum te komen.

Het Saar-Obermoselgebied is maar ongeveer drie uur rijden vanaf Antwerpen. Een alternatieve leuke terugreis kan je zeker via Luxemburg doen. Vanaf Trier rij je richting Echternach en je volgt de Surerivier door “Klein-Zwitserland”. Via Diekirch kun je Sankt Vith bereiken.

http://www.saar-obermosel.de/

Tekst en foto’s: A. Charrin