In december 1993 was ik met een collega in Ipswich voor een “working visit” in het Ipswich General hospital, dat behoort tot de NHS trust (staatsziekenhuizen). Ipswich in East Anglia (de graafschappen Suffolk & Norfolk), was toen gemakkelijk te bereiken met de P&O nachtferry Zeebrugge – Felixtowe: vertrek 23.59h met bv. the Pride of Flanders, piepklein slaapkajuitje, aankomst om 7.00h, na het ontbijt.

Ipswich is zeker geen toeristisch pareltje, dus B&B: zeldzaam. Via een brochure hadden we er toch één op de kop kunnen tikken, niet ver van het ziekenhuis. Bij een eerste controle bleek echter dat een gezondheidsinspectie een vette kluif zou hebben aan deze B&B: vuile gordijnen, gebroken venster en een voortuin vol puin. We kozen het zekere voor het onzekere en gingen verder op zoek, 30 km richting zee vonden we eindelijk iets deftigs in het vissersdorpje Orford, bekend voor locale oesters. We kwamen terecht bij Ivy & Cliff. Cliff was een oude Avro Lancaster piloot (herinner je the Dambusters, Guy Gibson, bouncing bomb, enz.). We denken nog altijd dat hij de weerman aan boord was, want elke morgen bij het ontbijt kregen we een accurate weersvoorspelling voor het hele eiland.

Die week stonden we elke morgen stipt om negen uur op de spoedafdeling van The General voor briefing en toewijzing.

Een “casualty”afdeling in Groot-Brittannië krijgt veel volk over de vloer. Huispraktijken hebben een korte openingsduur, dus gaan veel mensen naar A&E (accident and emergency).

Zo is triage noodzakelijk en efficiënte en ervaren mensen verrichten die taak.

Afwisselend deed ik de gipskamer en medium care mee, terwijl mijn collega mee de shockroom bemande.

Voor lezers die vertrouwd zijn met de serie Casualty op BBC (gedurende jaren uitgezonden): zeker de realiteit.

We leerden er om te gaan met de typische afkortingen:

R.T.A.: road traffic accident

E.T.A.: expected time of arrival

D.O.A.: death on arrival enz.

‘s Avonds laat keerden we terug naar Orford en kon men ons vinden in the King’s Head Inn voor “a few pints” of local bitter.

De dagen waren gevuld met allerlei soorten patiënten. Wie me het meeste is bijgebleven, was iemand die door een everzwijn in de bossen van Woodbridge in zijn edele delen werd gebeten.

Ook het vermelden waard: de grote baas van de spoedafdeling liep altijd in hemd met korte mouwen en das, zonder witte schort, rond en een tatoeage was duidelijk zichtbaar op zijn rechter arm (het Nelson anker, navy style). De brancardiers noemde men trolleymanagers. Op het einde van de week brachten we een bezoek aan het ambulance centrum in Ipswich: Suffolk ambulance service.

Alle ziekenwagens zijn identiek en de bemanning bestaat voor de frontlinie uit een “paramedic” (verpleegkundige met lange opleiding, meestal 3 jaar) en een “technician” (kortere opleiding). Toen we er waren, mochten we als observatoren meedoen aan een simulatieoefening rampenplan, wat doorging op de terreinen van BT (British Telecom). Alles werd gefilmd door Anglian Television (de locale ATV) en ‘s avonds was er een debriefing met een uitgebreide lunch, aangeboden door BT.

Mijn laatste ziekenhuisdag bracht ik door op de afdeling orthopedie (mijn roots en huidige werkmilieu), terwijl mijn collega op A&E bleef (Ceri Ann, de Ierse triage nurse, had een boontje voor mijn landgenoot). Ik bleef een volledige dag op de afdeling orthopedie. Eerst werkte ik tegen een ritme eigen aan een Vlaams ziekenhuis, maar schakelde vrij vlug over naar het Engelse model, de personeelsbezetting is er 3x zo hoog als bij ons, je kan dus meer tijd maken voor een babbeltje.

Zo zat ik ‘s middags bij de mannenpopulatie met knie- en heupprotheses gezellig met een beker koffie Ipswich Town te ontleden, toen nog een club met “Premier League status”, nu jammer genoeg een divisie lager.