Verleden jaar, terugkerende uit Engeland, op een zomerse dag eind juni. De maatschappij P&O, naam van de boot Pride of Calais en vertrek 18.00h Engelse tijd. Nog even op dek staren naar de white cliffs (daarvan krijg ik nooit genoeg) en dan zette ik me in de “stille lounge” met The Daily Telegraph. Zomerperiode betekent veel bussen, dus veel volk op alle dekken. Eten hadden we in de late namiddag reeds gedaan in The George Inn, een rustieke pub in Challock, niet zo ver van Chilham en Canterbury. We spoelden een beef and ale pie met een heerlijke lokale bitter door.
De traditionele raadgevingen over hoe om te gaan met noodtoestanden, verzamelen in het musterstation, plaats van de reddingsvesten e. d. waren juist weergalmd toen er een oproep kwam vanuit het information centrum: of er iemand met medische ervaring, een dokter of verpleegkundige aan boord was. Er werd gevraagd om dringend naar de purser te komen. Een combinatie van zorggevoel met de nodige adrenaline kwam in me op en ik haastte me er naartoe. Samen met mij meldde zich ook een dokter, een Engelse thoraxchirurg uit de streek rond Nottingham. We kregen om de beurt uitleg van een Engelse purser en een vrouwelijke Franse scheepsofficier, nota bene, een mooie zwartharige met een heerlijk Franglais accent.
Er werd gemeld dat een bejaarde toerist uit een Hongaarse bus onwel was geworden en in de lokale ziekenboeg van de “Pride of Calais” verbleef. Wij er naartoe. De ziekenboeg, gelegen naast de toiletten op het achterdek, was ongeveer even groot als het beroemde “frituurkot” op de markt van Bergues in de film Bienvenue chez les Ch ‘tis. Enkele kastjes, een lavabo en een onderzoekstafel met daarop een nogal obese (zwaarlijvige) man. We kregen verdere informatie van een jongeman, die naast zijn taak in de harbourbar aan boord, ook verantwoordelijk was voor de EHBO op het schip. De Hongaarse man voelde zich onwel en zag vuurrood, een anamnese afnemen was quasi onmogelijk, daar hij alleen Hongaars sprak. Gelukkig was er iemand op de bus die een beetje kon tolken. In de urgentietas aan boord vonden we een bloeddrukmeter. De Engelse dokter probeerde de bloeddruk te nemen, maar met weinig succes: het membraan van de stethoscoop was verdwenen, ook de koortsthermometer had betere dagen gekend en viel gewoon uiteen toen we hem uit de huls namen. We kwamen er achter dat onze Hongaarse vriend medicatie nam, maar die was benedendeks in de bus gebleven, dus eerst was toelating van de kapitein zelf nodig om ze op te halen. Echter met uitsluitend Hongaarse bijsluiters waren we ook nergens. Wat deze patiënt had, was dus puur gissen: onwel door iets verkeerds te eten, darminfectie, hartproblemen (zonder elektrocardiogram waren we ook niets)? De kapitein kwam vragen naar onze gissingen. We vonden dat de patiënt zeker grondig moest onderzocht worden om eventuele risico’s te vermijden. Optie een was transfer via heli: de windkracht 10 methode, spectaculair om mee te maken, maar na overleg tussen ons tweeën wat overbodig. De andere optie was opname in het ziekenhuis van Calais voor verdere testen. We kozen voor deze optie. Samen met de arts vulden we alle documenten in en daarna bleef ik bij de patiënt. In Calais aangekomen, werd er op het vrachtwagendek vlug plaats gemaakt voor de Samuwagen van de brandweer van Calais, die samen met een politiewagen verscheen. Via een dienstlift (had ik nooit gezien aan boord) werd de patiënt naar de ziekenwagen gebracht. Mijn taak zat er op, ik kreeg nog een kop koffie, een knuffel van de mooie scheepsofficier en verliet met de wagen als allerlaatste het schip.
Twee weken later kreeg ik een schrijven van P&O Dover met een bedankje van de directie van P&O en van de kapitein van de Pride of Calais voor de hulp. Ook kreeg ik een gratis overtocht op de route Calais–Dover.
Wat er met onze patiënt verder is gebeurd, heb ik jammer genoeg niet kunnen achterhalen.