Niemand in Groot-Brittannië woont meer dan 110 km verwijderd van de zee. Daar vind je dorpjes die alleen voor de visvangst in aanmerking kwamen en grote vakantie- en badplaatsen.

In de 18de eeuw werd baden in de zee populair en de eerste badplaatsjes waren in trek bij de rijken en adel. De ontwikkeling van het spoorsysteem in de 19de eeuw, samen met goedkope prijzen op zowel trein als boot, maakten zeebaden toegankelijk voor velen. In 1753 ontwierp een zekere B. Beale in Margate ‘the bathing machine’ – een houten karos – die je tot in de zee kon rijden. Je kon je er privé natuurlijk omkleden en zo je waardigheid behouden: remember, het was toen de Victoriaanse tijd. Op het eiland Wight kan je in Osborne House nog steeds de “kar” van koningin Victoria zien. Op Wight ging trouwens ook de eerste pier in 1814 te Ryde open.

De kuststeden in de omgeving van Londen werden de eerste toeristische badplaatsen. Vooral door toedoen van the Prince of Wales toen (de latere King George IV 1762-1830) werd Brighton the place to be. In 1823 liet hij het Royal Pavilion bouwen, een impressief en extravagant ‘Indian style’ huis.

De Londense dagjesmensen trokken in massa naar Clacton on sea en Southend, doordat de meeste van ‘East End’ kwamen, noemde men het al gauw Whitchapel–on-sea.

In Oost-Engeland (Norfolk en Suffolk) waren er minder treinverbindingen en hier was het wachten tot de auto zijn intrede had gedaan. Nog verder, in Devon en Cornwall, bleven de kleine visserijdorpjes gespaard van grote aandacht en de daarmee gepaard gaande bouwwoede. Zelfs op dit moment is Clovelly in het zuidwesten nog niet toegankelijk voor auto’s.

Enkele plaatsen ontwikkelden zich wel door de komst van GWR (Great Western Railway), het levenswerk van Brunel (remember, Periodiekske – England ánders 2). Je had zelfs in 1904 the Cornish Riviera express van Londen naar Penzance. In 1841 kwam Thomas Cook met de eerste all-in reizen op de markt.

In veel steden kwam toen ook een Victoriaanse pier (Bournemouth of Scarborough).

De laatsten die het genot van “the seaside” ontdekten, waren de arbeiders van het Noorden. Morecambe en Blackpool waren de grote trekpleisters voor de textielwerkers uit Lancashire. Blackpool werd het grootste pretpark en in het begin van de 20ste eeuw kwamen er in de zomer 3 miljoen bezoekers. Blackpool Pleasure beach is nog steeds een enorm attractiepark.

In 1894 kwamen er de prentbriefkaartjes bij en nu vind je nog steeds de oude, pikante kaartjes aan zee (ze worden nog steeds door dezelfde firma gemaakt).

Zelfs het eiland Mann en Wales trokken baders aan. Vanuit Liverpool ging men in massa met de stoomboot naar Mann. Wales had badplaatsen voor de werkman (Llandudno) en voor de welgestelden (Tenby).

In 1901 was Bexhill–on-sea in Sussex de eerste plaats waar gemengd baden werd toegelaten.

Het werd ook tijd voor de ‘holiday camps’ (voorlopers van onze Sun & center parks). Wie kent er nog HI DI HI, de comedy serie uit de jaren ‘70/’80, met de yellow coats in Maplin holiday camp?

Dit was een parodie op de vroegere Butlin camps; ik denk niet dat ze nu nog bestaan, of misschien in kleinere versie. Billy Butlin opende in 1936 zijn eerste kamp, met een begincapaciteit van 1000 personen, in Skegness.

In de jaren ‘60 begon het verval van de Britse badplaatsen. De goedkope luchtvaarttarieven, samen met vakantiepakketten waren er de oorzaak van.

Recent echter is er een revival begonnen, deels door de hoge energieprijzen, maar ook door de ontwikkeling van grote restauratiewerken in de badsteden.

Morecambe art deco hotel is hiervan een mooi voorbeeld.

Nog een woordje over Punch & Judy: dit was en is nog steeds een typisch Brits strandamusement.

Hoewel van Italiaanse origine, een Italiaanse poppenspeler uit Bologna bracht de show in 1662 naar Engeland, evolueerde het traditioneel nogal gewelddadige script naar een kindvriendelijk theater.