Als je de geschiedenis van Engeland nagaat, zie je veel periodes gekoppeld aan koningshuizen. Elke periode had zo haar eigen stijl qua bouwkunst, tuinarchitectuur, ideeën over politiek, ontspanning, uitvindingen en invloed.

Voorbeelden zijn de Tudorperiode (Tudor style), de Stuarts (Jacobean style), de Georgians (Georgian style), de Victorians (Victorian style). Na de dood van Koningin Victoria in 1901 begon Edwardian England, genoemd naar de troonopvolger Koning Edward VII. Zijn tijdperk duurde niet lang. Hij was reeds 60 jaar toen hij de troon overnam en hij stierf op 69-jarige leeftijd na een reeks hartaanvallen, voornamelijk als gevolg van zijn “good life” (enorme eetlust met het nodige overgewicht). Edward had ook veel interesse voor het vrouwelijke schoon, met enkele fameuze verhoudingen (bv. met de actrice Lillie Langtry) als gevolg. Hij was altijd perfect gekleed en rookte zo’n 12 sigaren per dag, een gewoonte geërfd van zijn vader Prins Albert.

Edwardian England was een periode met veel stijl en elegant vertoon, maar ook een tijd voor massieve veranderingen op politiek, sociaal en technologisch vlak.

Edward zag de ontplooiing van the Labour partij (socialisten) en de vakbonden, maar ook de eerste vliegtuigen, radio, auto en cinema.

Hij huwde de mooie, zachtaardige Prinses Alexandra van Denemarken in 1863. Zij tolereerde zijn playboy leven altijd. Edward had veel gereisd en sprak vlot verschillende talen, hierdoor had hij een belangrijke rol in buitenlandse zaken en een eigen visie.

Zijn bijnaam in Europa was “Uncle of Europe”.

De vooruitgang was te merken op veel terreinen: technologie was in -à 1901 Marconi had radiocontact vanuit Cornwall met New Foundland, 1904 Charles Rolls en Henry Royce vaandeldragers van de luxestijl en in 1908 opende in London de eerste cinema.

Literair zag Edward sterren als Kipling, Conan Doyle en G. B. Shaw. “A room with a view” en “Howard’s end” komen uit die periode.

In de grote weelde van de Engelse stately homes (nu bijna allemaal in handen van the national trust, English heritage of consortiums), of in grote huizen van de “nouveau riche” werden in de weekends legendarische party’s gegeven. Een constante processie van weelderige maaltijden werd uit de keukens naar de grote dining rooms, of bij mooi weer naar de speciaal aangelegde tuinen aangevoerd met een perfecte timing. Er was een leger van bedienden die het een privilegie vonden om in deze sfeer te mogen opdienen (“Upstairs Downstairs” of “You rang milord?”).

De grote Edwardian gardeners of tuinmannen van die tijd waren Edwin Lutyens en Gertrude Jekyll, een speciale combinatie van een jonge architect en een dictatoriale vrijgezellin op leeftijd. Hij creëerde de paden, muren, tuinmeubels en vijvers, zij de beplanting.

Ook waren grote evenementen zoals Ascot, Epsom (paarden), Henley, Cowes (roeien), Lords (cricket) erg in trek.

De marine was in 1905 de grootste en sterkste ter wereld, ze was echter sinds Trafalgar niet meer uitgedaagd. Jaren en jaren hadden de kanonnen gezwegen. Dit werd ontmoedigd vermits ze de dekken konden bevuilen! De Navy officieren waren meer bedreven om in hun praaluniformen te pronken op allerlei party’s. The Edwardian Navy was in feite de “mooiste yachtclub” in de wereld.

Edwardian England was een groen en aangenaam land om te leven, vooral voor diegenen met geld en weelde. Zij schenen te leven in een wereld van eindeloze vakantie, waar echter abrupt een einde aan zou komen in 1914 met de eerste wereldoorlog.

In mei 1910 lag Edward op zijn sterfbed in Buckingham Palace, zoals hij geleefd had. Naast hem stonden Koningin Alexandra en Alice Keppel (zijn belangrijkste “mistress”). Enkele dagen voor zijn dood zei de koning: ”We are living in difficult times”, doelend op het fenomeen dat de wereld in gestadig tempo naar oorlog marcheerde, oorlog, die er dus ook zou komen.