Interview Herman Brusselmans 25/11/2022 Gent

THEET 77

Herman Brusselmans 65. Voor de meeste onder ons een leeftijd om het wat rustiger te doen. Niet voor Herman: er komt een kind, en  ondanks hij op pensioen gaat blijft hij schrijven en er wordt uitgekeken naar een andere woning.  De loft in de Gentse binnenstad telt maar één slaapkamer en met een kind is dat verre van ideaal. Veel te gebeuren maar één grote stap kan de schrijver al afvinken. Het lang verwachtte en beloofde boek over zijn jeugd te Hamme is er eindelijk gekomen. Genoemd naar het adres waar hij opgroeide met moeder Lea, vader Gust en zijn broer en zus. Theet 77  was het domein van de veehandel van zijn vader. Het is niet het serieuze boek geworden wat sommigen misschien verwachten. Veel realiteit, soms ernstig, maar gelukkig ook met vintage Brusselmans, met fantasie en onzin. Drummen, voetbal, seks en de veehandel.

 

U kondigde het boek al lang aan en soms kwam het over alsof het uw laatste boek zou worden …

“Ja, dat was zo de joke hé. Ooit mijn laatste boek, zal mijn grote boek zijn. Voorlopig is het m’n laatste, ik ben aan niets anders bezig. Het is door omstandigheden, de baby die eraan komt en de aankomende verhuizing. Minder tijd, het is ook druk door het WK voetbal en ik ben te gast in verschillende programma’s. Het is zeker niet de bedoeling dat dit het laatste is.”

Wat vroeger is geweest verheerlijken we voor een groot deel en het slechte, dat er zeker was, denken we weg. Een algemene tendens in Theet 77?

“De herinneringen in dat boek zijn 40 à 50 jaar oud, begin jaren ‘70. Ik wil ook geen boek schrijven over miserie. Er was miserie in die tijd, maar er waren ook goede dingen. Ik heb mijn herinneringen aangevuld met fictie. Ik heb getracht het af te wisselen. Het gedoe met die vaderfiguur, waartegenover dan die moederfiguur stond die positief is. Op die manier werd het geen boek over alleen maar miserie.

Je kan 100 boeken schrijven over wat er misgaat, in uw eigen leven en in het leven in ’t algemeen. Je kan schrijven ‘het leven is om zeep’, ‘het is oorlog in Oekraïne’, ‘Covid’, ‘klimaatproblematiek’. Dat is nooit mijn bedoeling geweest.

Ik heb ook nooit de wereld voor de lezer willen analyseren. De lezer kan dat zelf ook wel. Daarnet zei je een beetje ironisch “ben je amusement, ben je cultuur”, ik zit daartussen. Ieder boek moet ook wat amusement zijn, zodat de mensen zeggen: “Dit is plezierig om te lezen.” Alleen maar doffe ellende, alleen het zwartgallige, ik lees dat ook niet graag.”

Doordat het boek over uw jeugd gaat, is dit het boek waarin we het meeste over Herman Brusselmans te weten komen. Juist?

“Ja, … ja … ik heb mijn eigen leven altijd wel wat gevolgd, maar nu specifiek inderdaad mijn jeugd. Je kan het zelfs ook geen boek over mijn jeugd noemen. Ik heb er elementen uitgehaald, het feit dat ik gedrumd heb als jonge gast. De hele band errond ‘The Twelve Waffles’ heb ik gefantaseerd. Ik heb ooit wel in een bandje gespeeld hoor. Waarmee je ook rekening moet houden, is dat je moet opletten met het creëren van mensen die echt bestaan. Je kan niet alles schrijven. Sommige mensen zijn inmiddels overleden, maar hun familie of hun kinderen kunnen daarvan ook last krijgen of lastig van worden. Ik heb gezegd: “Ik zal maar pas over mijn jeugd schrijven als mijn beide ouders gestorven zijn.” Ik zou niet willen dat mijn vader, die in wezen wel een goeie vent was, dat zou lezen. Sowieso las die mijn boeken toch niet. Als je over het verleden schrijft, moet je toch wel wat rekening houden met de mensen die je creëert, gebaseerd op echte personen. Heel wat mensen uit dat boek hebben echt bestaan. Natuurlijk creëer je ook dialogen, (‘ik kwam hem tegen en ik zei dag’), die zijn gefantaseerd.”

Een zin uit het boek die zwaar overkomt is: “Ik wilde dat wel, maar het mocht niet van mijn vader, er was heel veel dat niet mocht van mijn vader.” …

“Mijn vader was niet zot van rockmuziek, uitgaan, sigaretten roken, drinken, … Daar was hij allemaal tegen. Dan rebelleer je als puber. Hardrock en hardere rock is altijd mijn genre geweest, daarentegen luisterden mijn ouders naar operette. Een enorm verschil! Als ik een plaat van Deep Purple oplegde, dan was het ambras, “zet die muziek af!”

Ik herinner mij in 1971 (dat staat niet in het boek) dat Queen een eerste hit had ‘Killer Queen’. De hit kwam in Toppop en de reactie was altijd “zet dat af”, maar we probeerden er toch altijd naar te kijken. Freddy Mercury speelde piano met gelakte nagels. Dus de tv moest direct uit, die viezeriken! Het woord jeanetten durfden ze zelfs nog niet uit te spreken en homo’s bestonden nog niet in die tijd. Dat was mijn vader hé.

Ikzelf wou een drumstel, een Honda Dax. Het mocht allemaal niet van mijn vader. Mijn moeder had altijd wel die trucjes om hem zover te krijgen dat hij zei “vooruit dan maar”. Mijn vader was een getroebleerde mens, oorlogskinderen, weet je wel. Hij was van het jaar 1931, tot zijn 13 jaar naar school geweest en direct in de veehandel van zijn eigen vader beland. Ellende, honger, smokkel, al die shit uit de oorlog. Dat blijf je meedragen.”

Als we dit projecteren in de hedendaagse wereld, dan zou uw moeder waarschijnlijk niet bij uw vader gebleven zijn?

“Waarschijnlijk niet, maar zoals oneindig veel vrouwen, die niet werkten, met 4 à 7 kinderen en de vader die ging werken … Mijn moeder kon niet weg als ze weg had gewild, want ze had geen inkomen. Zijzelf had 3 kleine kinderen. In die tijd bleven de mensen bij elkaar. Pas op, ik wil niet zeggen dat dat een slecht huwelijk was, want die zagen elkaar wel graag. Door omstandigheden waren er wat irritaties. Als je in de veehandel zit, leeft je kapitaal hé, het kan ook doodgaan. Er waren dieren die ziek werden en stierven. Midden in de nacht draaiden veemarkten, slachthuizen waar je aanwezig diende te zijn. Mijn vader had een zeer moeilijke stiel, was gestresseerd door alles, vandaar dat die ook wel eens agressief werd. Ik ondervind dat ook wel bij mezelf, wat ik lijk erg op mijn vader. Bij het minste wat er gebeurt, ben ik gestresseerd. Als de elektriciteit uitvalt, of er springt een lamp, dan is het meteen van ‘godverdomme, wat nu weer!’ Mijn vader, ik zeg niet dat die nooit gelukkig geweest is, maar die heeft zijn eigen geluk wel in de weg gestaan.

Op het einde van zijn leven heeft hij gezegd dat ze hem ooit een job als trambestuurder in Brussel voorgesteld hebben. Hij heeft die niet aanvaard, hij heeft zijn zaak verdergezet. Ik dacht achteraf, mocht hij trambestuurder geweest zijn en dagelijks de trein naar Brussel en terug zou genomen hebben, dan zou hij een heel ander leven gehad hebben.”

Dan had hij ook meer van zijn leven kunnen genieten …

“Voilà! Je zit toch met die afstamming hé. Je kunt er niet buiten. Mochten mijn ouders 2 professoren geweest zijn, dan had ik een heel ander leven gehad. Achteraf: het was wat het was. Mijn broer is dan in de zaak gekomen in de jaren ’90, hij wou de boel opentrekken en er een superzaak van maken met als resultaat een faillissement, wat uiteindelijk de dood van mijn moeder bespoedigd heeft. Mijn zus en broer spreken al 30 jaar niet meer tegen elkaar. Familiegedoe! Ik pas ook op hoe ik dat beschrijf. Mijn broer leeft nog, is op de sukkel, financieel en wat betreft zijn gezondheid. Ik steun hem ook op verschillende gebieden en ik kan me voorstellen dat ik niet alles kan beschrijven wat er gebeurd is. Ik kan moeilijk schrijven in mijn boek dat mijn broer ervoor heeft gezorgd dat mijn moeder sneller gestorven is.”

De titel ‘Theet 77’, in het boek staat: ergens een oorsprong van bij de Eburonen in de 8ste eeuw. Waren zij er niet vroeger?

“Het betekende moerasvlakte, etymologisch gezien. Of het nu bij de Eburonen was, weet ik niet zo zeker. Ik ben niet het type die dat soort dingen echt gaat uitpluizen op Google. Je vindt dat allemaal wel, maar dat is een geschiedenisles die iemand anders ook kan vinden via Google. Ik wil geen Wikipediapagina schrijven. Je kunt de mensen wel wat leren, of wat kennis bijbrengen, maar dat is niet mijn eerste bekommernis.”

Geschiedenis en politiek interesseren u toch wel? In uw boeken komen we veel dingen tegen die toch wel echt gebeurd zijn …

“Je bent een kind van je tijd en je beschrijft dingen. In mijn vorig boek De geschiedenis van de moderne literatuur, waarin ik ook schrijf over mijn leven op dat moment, zo’n 3 jaar geleden, was de vraag ‘wat moet ik doen met die Covid?’ Dat neerschrijven of niet? Dat heeft net bepaalde boeken de das omgedaan. Men schreef, men kan niet buiten en de cafés zijn dicht. Op het moment dat die boeken uitkwamen, was de Covidtijd voorbij.”

U hebt Covid ook een andere benaming gegeven …

“Inderdaad, er waren spoken en de mensen zijn dan bang. Het begrip Covid komt in het hele boek niet voor.

Een boek heeft een productieperiode nodig. Je levert een manuscript in en dan duurt het een 4-tal maanden voordat het boek uitkomt. Als je vandaag schrijft, ‘de Oekraïners zijn aan het winnen in Rusland’, dan kan dit volledig omgekeerd zijn als het boek uitkomt. Dan zeggen de mensen, waarmee komt die nog af? Je kan ook alles perfect dateren, maar dan kom je in een soort dagboeksituatie terecht en ik wil ook geen dagboeken schrijven. Ik schrijf deels autobiografische boeken, nooit 100% de realiteit, nooit 100% waarheid, de actualiteit. Ik fantaseer er nog altijd op los!”

De jaren ‘60 en ‘70 hebben toch ook een impact op u gehad?

“Ja, het waren mijn kinder- en puberjaren. Zeker nu, ten eerste de omstandigheden in de wereld nu, ten tweede mijn leeftijd van 65, waarbij je achteruit kijkt. Dan heb ik toch de neiging om dat zinnetje ‘vroeger was alles beter’, wat ik altijd als onzin afgedaan heb, ter harte te nemen. Als je me zou vragen in welke periode wil je terugkomen, dan is het toch wel in die tijd.”

Ik citeer hier even graag een song van de Tremeloes “Even the bad times are good” …

“Ja, er was ook veel miserie en oorlog in die tijd hoor. Vergelijken we de mensen nu (met alle technologie van smartphones, internet en sociale media) met de mensen van de jaren ‘60, dan waren de mensen in die tijd bijna achterlijk. Je was al blij met een telefoon en een zwart-wittelevisie. Het wordt nu allemaal weggelachen, maar we zijn wel in die tijd opgegroeid. Met minder luxe waren we gelukkig.

Je moet het ook geografisch beschouwen, we leven in een enorme luxe in het Westen. Ik had het er deze week nog over met Lena, ze is afgelopen week in een Albert Heijn winkel geweest. Rekken en rekken en rekken, alleen met yoghurt, met chips … eigenlijk niet meer verantwoord. Mensen liggen in andere werelddelen letterlijk te verhongeren. Wij hebben de keuze uit 400 soorten yoghurt. Het wringt, maar wat moet je eraan doen? Als ze op het hoogste niveau de oorlog in Oekraïne niet kunnen oplossen, wat kunnen wij dan doen? Geld geven aan een goed doel, wat ik ook doe. In Nederland heb ik columns lopen, waarin ik over de actualiteit schrijf, je kan erover schrijven, maar dat haalt allemaal niets uit. De Fifa-voorzitter zit gewoon naast de prins van Saoedi-Arabië, een verschrikkelijke dictator. Dan komen de Duitsers met een initiatief en de Iraniërs zingen het lied niet meer mee, wat haalt het allemaal uit? In de tijd dat er met Sep Blatter beslist werd dat het WK voetbal in Qatar zou doorgaan, toen had men moeten ingrijpen. Toen was het ook al een dictatuur.

Er is een bekende uitspraak dat als er iets is waar je triestig over bent, je er over 2 jaar mee lacht, maar dat je dan weer huilt voor iets anders.”

In de boeken die we van u gelezen hebben, komen er bepaalde typetjes voor zoals Muggepuut, Guggenheimer, Louis Tinner, zit daarin overal een klein deeltje Brusselmans?

“Zeker, vooral in Louis Tinner. Het eerste boek, De man die werk vond, was zwaar autobiografisch. Ik zat in die tijd in een bibliotheek en ik had te kampen met angstaanvallen en de zinloosheid van het leven. Guggenheimer is natuurlijk een heel andere figuur. Ik wou een figuur creëren die zich alles kan permitteren en wanneer kan je dat? Als je oneindig veel geld hebt. Je kan politie omkopen, als je buur lastig doet en je wil hem weg, dan koop je zijn huis.”

Je kan zelf de Antwerpse boerentoren gaan verbouwen …

“Het zou Gert Verhulst kunnen zijn in deze tijd. Een Gert Verhulst heeft een soort rust over zich met de gedachte, niets kan mij nog iets doen. Ik koop het toch allemaal af als ik wil. Ook Marc Coucke, maar toch zijn het ook weer kleine garnalen vergeleken met de grote mannen van Google & Apple. Het zijn mensen die zich alles kunnen permitteren en zo’n figuur wou ik creëren in Guggenheimer, waarin eigenlijk minder van mij zit dan in die Tinner, want ik ben niet rijk zoals Guggenheimer. Enfin, ik heb niet slecht geboerd.

Muggepuut is een absurde figuur, ook een schrijver, er zit ook wel iets in van mijzelf. In elk hoofdpersonage zit wel iets van jezelf, tenzij dat je zegt ‘ik ben een mannelijke schrijver van 40 en ik ga een boek schrijven met een 19-jarig meisje als hoofdpersonage’. Ik blijf steeds toch dicht bij mijn eigen positie, vandaar dat bijna al mijn boeken zich afspelen in Gent. Je zou de locatie eens kunnen veranderen: Brussel, Antwerpen, maar ik ben er nooit zot van geweest, vermits ik toch wel wat snelheid heb in mijn schrijven. Tik tik tik … Ik hou niet van opzoekingswerk, vandaar dat ik alles fantaseer. Als ik iets beschrijf in Parijs, dan schrijf ik ‘het gebeurde in de rue de la Sécrète. Bestaat die? Bestaat die niet? Het kan me niet schelen. Ik schrijf ook over straten in Gent, bijvoorbeeld in de Kasteellaan 4 woonde die persoon, maar waarschijnlijk wonen daar heel andere mensen. Om dat allemaal te gaan checken, … neen, dat doe ik niet.”

‘Watervrees tijdens een verdrinking’ is volgens velen, o.a. mijn echtgenote, het meest depressieve werk van jou. Klopt dat?

“Het was de tijd van uit elkaar gaan met iemand waarmee je 18 jaar samen geweest bent. Mijn ex Tania heeft dan ook nog borstkanker gekregen enz. Het was een depressieve periode en je voelt dat in de boeken. Er zijn 2 mogelijkheden om op iets te reageren: een periode uit je leven beschrijven en dan wordt het een redelijk depressief boek, of je gaat je als tegenwicht amuseren en je schrijft een heel ander boek. Dat had ook gekund, maar in die tijd zat ik redelijk aan de grond.”

De Japanse schrijver Haruki Murakami komt enkele keren voor in uw boek, ooit gelezen, maar voor mij de saaiste schrijver ooit!

“Dat is ook zo. Pas op, zijn ‘dunne’ boekjes zijn niet slecht, maar hij heeft ook zo’n paar kleppers geschreven, dat je denkt, daar geraak ik niet door. Vooral die figuren worden elk jaar getipt voor de Nobelprijs. Ik heb die boeken een tijd gelezen, omdat ik wou begrijpen waarom hij als Japanse schrijver (er zijn duizend Japanse schrijvers), uitgerekend hij, op wereldgebied zo enorm scoorde. Ik begreep het niet.”

Op de achterzijde van de cover staat vermeld: ‘Herman Brusselmans wordt zowel verguisd als verafgood’. Op de cover van het laatste boek is het nu aangepast …

“Ik heb dat aangepast, ik was het beu, het stond al in zo’n 20 boeken. Je moet een keer veranderen. Het is ‘not done’ in de achterflapschrijverij dat er altijd hetzelfde staat en ik vond dat wel geestig om dat jaar na jaar te blijven herhalen. De flapteksten schrijf ik allemaal zelf. Ik heb wel een redacteur bij de uitgeverij Prometheus, maar dat zijn soms jonge mensen die niet altijd een link hebben met mijn boeken. Ze zijn gewend te corrigeren zoals ze een handleiding van een boormachine corrigeren. Als ze alle komma’s en punten op de goede plaats zetten, ben ik al tevreden. Het échte redactiewerk, dat doe ikzelf en Lena, die lerares Nederlands is. We doen het allemaal samen, flapteksten, vouwbladteksten, …”

We zien hier uw drumstel in de woonkamer staan, drumt u nog vaak?

“Wel, gisteren heb ik nog eens gedrumd, dat doe ik als de hond hier niet thuis is, want het is toch wel luid. Hij kan er wel tegen hoor, het is een beestje dat zeker tegen livemuziek kan.”

‘Theet 77’, vanaf nu verkrijgbaar

Tekst & Foto’s: Gust Charrin , Peter Minnebo.