In juni 2008 stond Noord Ierland op mijn menu. Als deel van het Verenigd Koninkrijk spreekt men ook over Ulster, The Province enz. Het zijn de zes graafschappen in het noordoosten die geen deel wilden uitmaken van de Ierse vrijstaat. Geografisch bestaat Ulster in feite uit 9 graafschappen, 3 ervan maken deel uit van de Ierse vrijstaat.

Hoe ik er geraakte? Met mijn eigen wagen, die ik het meeste vertrouw (en vice versa). ‘k Heb liever het stuur aan de conventionele zijde. Eénmaal heb ik een wagen gehuurd op Manchester airport, had een kapotte versnellingsbak na een halve dag en de reservewagen begaf het een dag later. Volgens het Manchester carhire center kwamen de wagens uit het Ryanair circuit en werden ze nooit onderhouden, gelukkig was mijn vlucht met SN Brussels.

Dus Calais-Dover, (trouwe lezers weten nu dat ik P&O bedoel – diehards denken misschien ook al aan Norbert Dentressangles?) Na een tocht via Birmingham (de enige tolautostrade in G.B.) bereikte ik Birkenhead = de andere kant van de rivier in Liverpool.

Norfolk Line Irish sea ferries doet dagelijks twee overtochten, zowel naar Belfast als naar Dublin.

De Belfast late dienst vertrekt om 22.30h en ontscheept in Belfast om 06.30h.

Avondeten, cabines en ontbijt all in (inbegrepen).

Entertainment (ontspanning) verzekerd!

Veel vrachtwagens, ook veel “contractors” (bouw, energie enz.).

Personenwagens worden verwacht op het “open” upperdeck (bovendek) via een helling met bochten meer eigen aan Walibi.

Het avondmaal begint in style (in stijl), een steward begeleidt je naar je tafel (genre systeem North Sea Ferries) en dan krijg je alles tegelijk van een zestal bedieners achter een lange toog – scouts of leger?

Ontbijt idem om 05.30h (redelijk vroeg), met prachtig zicht op Belfast, gelegen tussen de heuvels en de zee. De restanten van de oude scheepswerf van Harland & Wolff, de twee grote kranen, vallen onmiddellijk op. Samson (106 m) en Goliath (96 m) hebben de Titanic op hun palmares.

Verleden jaar had ik Belfast al eens bezocht vanuit Dublin en daar de cottage waar we verbleven op 1 uur rijden verwijderd was, gebruikte ik een regenachtige dag om de stad terug te zien.

Een stad met goed openbaar vervoer, veel Victoriaanse gebouwen, nieuwe shopping arcades …

De wijken hebben ook een speciaal karakter. Een wandeling van een halve dag door de protestantse Shankill wijk en het katholieke Falls road maakte een erg emotionele indruk. De aangrijpende murals (muurschilderijen) voornamelijk over “the troubles” tussen de twee gemeenschappen –er zijn er ongeveer 180 over heel Belfast!-, de scheidingsmuur tussen de twee delen, nu “Peace wall” genoemd, maar je ziet er wel nog enkele door IRA bommen verkoolde huizen voor, het schooltje vol met prikkeldraad en Hope School genoemd, naar de straat ernaast, …

In de Shankill wijk zag ik een mural over Glasgow Rangers – de protestantse blues in Glasgow – Falls road gaf dan weer een mural over Celtic – de groene truitjes uit het katholieke gedeelte van Glasgow.

Buiten de stad heb je het Stormont Palace, het Parlement waar nu, sinds het “Good Friday Akkoord”, Ulster wordt geregeerd door de verkozenen zelf en niet meer door London.

Natuurlijk heb je nog de grote bezienswaardigheden, de grote drie, waar ook het meeste volk naartoe komt.

–The Giant’s Causeway (staat zelfs op de lijst bij de Unesco), de formatie van de befaamde zeshoekige basaltrotsen, ook terug te vinden aan de andere zijde op het Schotse eiland Staffa.

‘k Vond het alleen raar dat elke toerist gewoon over de rotsen mocht lopen.

–The “Carrick-a–rede” rope bridge. Dit betekent in Gaelic: de rots in de baan, waar men met “baan” de zeeroute bedoelt, waar de Atlantische zalm passeerde. De koordbrug is 30 meter boven de zee en werd 350 jaar geleden gebruikt door locale vissers en is nu in handen van National Trust.

–The Old Bushmills Distillery: de enige “whiskey producer” in Noord Ierland. Het geleide bezoek met een degustatie was vrij duur en de gids wou er nogal rap vanaf zijn.

Ierse whiskey dus, geschreven met extra “e” en driemaal gedistilleerd i.p.v. tweemaal bij de Schotse (dat heb ik er van onthouden).

De wegen in Ulster zijn goed berijdbaar, de signalisatie is oké, wel beginnen bijna alle namen met Bally.

Ballymena, Ballycastle, Ballyshanon enz., wat volgens ingewijden “town” zou betekenen.

Daar ik een enorme interesse heb voor de eerste wereldoorlog, bezocht ik ook ten zuiden van Belfast, in Newtonnards, het Somme Heritage center: een museum over de Ierse aanwezigheid in WWI, vooral tijdens de slag van de Somme in 1916. Katholieken, protestanten, nationalisten en unionisten vochten samen in divisies, zoals 10th and 16th Irish (grotendeels katholieken) en 36 Ulster division (meer protestanten).

Het leven in de loopgraven is uitgebeeld en een gids geeft uitleg over het ontstaan van de divisies door heel Ierland.

Nog dit: op dag twee brak ik mijn teen, maar de orthopedische bandagist in Ballycastle was even goed als die in St.-Erasmus en regen, daarvan heb ik weinig gemerkt!